7 manieren om je kamerplanten te stekken

Niet alle planten kun je op dezelfde manier stekken. Sommigen zorgen zelf voor nakomelingen, in de vorm van kleine uitlopers. Andere planten groeien gestaag door en kun je opdelen in kleine stukken om ze te vermeerderen. Hieronder lees je zeven manieren om te stekken en welke kamerplanten die daar het meest geschikt voor zijn.

Kopstek

De meest gemakkelijke manier om te stekken vind ik het nemen van een kopstek. Het houdt niet veel meer in dan het afknippen of afsnijden van de bovenkant van je plant. Kies voor jonge uitlopers die het liefst nieuwe groei vertonen. Zo weet je zeker dat je stek voldoende groeikracht heeft om wortels aan te maken. Gebruik schoon materiaal en snij of knip zo recht mogelijk af, om de wond op de moederplant zo klein mogelijk te houden. De grootte van je kopstek maakt niet bijzonder veel uit, dat kan variëren van een stuk met één blad tot een stek van tientallen centimeters. Zet je stekken vervolgens op water of plant ze direct in de aarde.

Bijvoorbeeld: Aeschynanthus (Lippenstiftplant), Crassula ovata (Jadeplant), Dracaena marginata (Drakenbloedboom), Epipremnum aureum (Drakenklimop), Ficus benjamina (Treurvijg), Tradescantia (Vaderplant)

Tussenstek

Heb je een plant met meerdere ogen of knopen (verdikkingen) op de stengel, dan kun je ook een tussenstek nemen. Dit houdt in dat je van één stengel meerdere stekken maakt. Zelf vind ik het mooi om een stengel vlak boven een blad af te knippen, zodat er geen kaal stuk stengel overblijft aan de bovenkant van je stek. Zorg dat er aan de onderkant minimaal één oog zichtbaar is en verwijder eventueel de onderste bladeren, zodat je het oog gemakkelijk onder water of in de aarde kunt zetten. Op deze plek zullen nieuwe wortels uitlopen.

Bijvoorbeeld: Epipremnum aureum (Drakenklimop), Ficus benjamina (Treurvijg), Tradescantia (Vaderplant), Zamioculas zamiifolia (ZZ-plant), Scindapsus pictus (Zilverrank)

Stengelstek

Sommige planten lopen uit op ‘ogen’, kleine verdikkingen op de stengel. Deze planten kun je stekken zonder blad. Knip de stengel in verschillende stukken en onthoud wat de boven- en onderkant is. Zet hem vervolgens met de onderkant naar beneden op water of in de aarde. Je kunt een stengelstek ook plat in de aarde leggen, hij kan dan op meerdere plekken uitlopen.

Bijvoorbeeld: Dracaena marginata (Drakenbloedboom), Aglaonema, Dieffenbachia

Bladstek

Bij mij breekt er regelmatig een blad af van de jadeplant of lidcactus. Gelukkig heeft de natuur daar iets op gevonden: veel vetplanten kun je namelijk stekken met een enkel blad. De afgebroken bladeren laat je een paar dagen liggen, zodat de wond kan drogen. Zo is je stek minder gevoelig voor smet (Erwinia). Daarna kun je ze direct in de aarde zetten. Je kunt de bladeren ook in een schaaltje laten liggen, zelfs dan ontstaat er wortelgroei. Planten die bladeren hebben zonder duidelijke hoofd- of zijnerven (zoals Begonia rex en Alocasia), kun je ook bladstekken door in het blad kleine dwarssnedes te maken of het blad in meerdere stukken te snijden en deze plat op een potje aarde te leggen. Uit de ingesneden plekken groeien nieuwe bladeren. Dit werkt ook bij de Sansevieria, maar deze bladstekken zet je rechtop in de aarde.

Bijvoorbeeld: Sansevieria (Vrouwentong), Zamioculas zamiifolia (ZZ-plant), Schlumbergera (Lidcactus), Crassula ovata (Jadeplant), vetplanten, Begonia rex (Bladbegonia)

Scheuren of delen

Deze manier van stekken is geschikt voor eenzaadlobbigen, zoals de orchidee, die je niet op andere manieren kunt stekken. Maar ook kamerplanten die als meerdere kleine planten in een pot zijn gezet, zoals palmsoorten, en planten waarvan de stengels één wortelgestel delen, zoals de vrouwentong, kun je vermeerderen door ze te scheuren. Graaf de wortels voorzichtig uit. Samengestelde planten zullen al snel in verschillende delen uit elkaar vallen, die je elk een eigen pot kunt geven. Stengels aan hetzelfde wortelgestel kun je voorzichtig lossnijden van elkaar. Zorg dat elke stek voldoende wortels heeft. Je kunt de wond even laten drogen en de losse stekjes vervolgens oppotten.

Bijvoorbeeld: Sansevieria (Vrouwentong), Zamioculas zamiifolia (ZZ-plant), Calathea (Pauwenplant), Maranta (Tiengebodenplant), Phalanaenopsis (Orchidee), palmsoorten, Spathiphyllum (Lepelplant)

Marcotteren

Marcotteren is een bijzondere vorm van stekken, waarbij de stek wortels vormt terwijl hij nog vastzit aan de moederplant. Deze vorm van vermeerderen is vooral geschikt als je een groot gedeelte van een plant wil stekken. Voor zulke  grote stekken is het lastig om te overleven als ze niet snel genoeg wortels aanmaken. Door ze aan de moederplant vast te laten zitten, krijgen ze voldoende energie. Tijdens het marcotteren haal je een gedeelte van de bast weg. De kale stam omwikkel je met mos of een zakje met potgrond, zodat de plant hier voedingsstoffen en vocht uit kan halen. Als de plant na een aantal weken wortels vormt op de beschadigde plek, kun je de stek lossnijden en in aarde zetten. 

Bijvoorbeeld: Ficus elastica (Rubberplant) of Ficus lyrata (Vioolbladplant)

Afleggen

Een plant afleggen houdt in dat je uitlopers van een plant in een eigen pot zet, zonder ze los te knippen van de moederplant. Aan de betreffende stengel moet wel een oog of luchtwortel zitten, van waaruit wortels groeien. Denk bijvoorbeeld aan de kleine uitlopers van de graslelie, of aan stengels van Epipremnum of Philodendron. Je kunt lange stengels of luchtwortels ook terugleiden naar de oorspronkelijke pot. Zodra er nieuwe wortels zijn gevormd knip je ze los, zodat ze mooi gaan hangen.

Bijvoorbeeld: Epipremnum (Drakenklimop), Philodendron, Chlorophytum comosum (Graslelie), Senecio rowleyanus (Erwtenplant), Hoya

Schrijf je in en ontvang gratis tips

Gratis tips en artikelen over planten ontvangen? Schrijf je in voor de nieuwsbrief. Heb jij trouwens de Plantplanner al in huis? Ook leuk als cadeau voor plantenliefhebbers!

Mijn tips voor handige producten


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven
Close